Penny liep over een klein paadje door het bos, het was eindelijk avond geworden na een lange warme dag. Penny hield niet echt van warmte, zij was gewend aan de kou. Grote wolken bedekte de zon die, bijna onder ging. Even keek ze ernaar, de wolken zagen er dreigend aan en er zou zeker een storm komen. Een kleine licht flits verlichte de lucht, daarna klonk er gerommel. Penny begon verder te draven, onweer was gevaarlijk, in Alaska tijdens trainen moesten ze er altijd voor schuilen. Het begon te regenen, Penny wist dat ze nu ook moest vluchten, dus ging ze opzoek naar een schuilplek. Steeds sneller raakte haar poten de grond. geluidsloos rende ze door het bos, ze had altijd haar nagels in getrokken, tenzij ze haar kracht gebruikte, waar dat ook toe behoorde. Plotseling stopte ze met rennen. Er stond een mevrouw op het pad.'Hallo kleine vriend, zoek je je baasje. Ach, arme ziel, ik neem je wel mee.' Penny keek de mevrouw vragend aan. Wat moest ze van haar hebben. Al snel merkte Penny wat ze van haar wou. Ze probeerde een riem om haar nek te doen. Penny schrok en trok zich los, de riem zat al om haar nek, maar ze was wel vrij. Snel rende Penny weg. Na een paar honderd meter had ze een grot gevonden, daar kon ze schuilen. Snel kroop Penny er in, ze was nat van de regen. De riem zat nog steeds om haar nek, snel trok Penny hem er af. 'Zo, daar ben ik weer vanaf. Zei ze opgelucht, er klonken voetstappen. Penny ging zitten en keek richting het geluid. Ze was niet echt bang voor andere honden, en dat hoefde ook niet. Penny was sterker dan andere honden en had heel erg scherpe nagels waarme ze andere dieren kon verwonden.Toch ze bleef altijd op haar hoede.